Verhaaltje – Geen paaseieren maar tarotkaarten


Het was een zondag zoals zondagen hoorden te zijn: stil, met enkel het gezang van merels en het zachte geritsel van een windje dat door het jonge lentegroen streek. Buurvrouw Annie trok haar jas aan — de blauwe, die ze alleen droeg als ze echt even de frisse lucht in wilde — en riep haar chihuahua: “Koko! Wandelen, meisje!”

Koko trippelde enthousiast de gang in, haar nageltjes tikkend op de plavuizen vloer. Annie glimlachte. Sinds haar pensioen waren deze wandelingen hun gezamenlijke ritueel geworden. Even eruit. Even niets.

Ze liepen richting het veld achter de oude boomgaard, waar het gras inmiddels tot aan Annie’s knieën groeide. Een plek waar de meeste mensen niet meer kwamen, behalve kinderen op zoek naar avontuur, of ouderen die nog wisten wat stilte was. Annie liet haar gedachten dwalen, tot plots haar blik bleef haken aan iets dat glinsterde tussen het gras. Ze boog voorover en trok het tussen de sprieten vandaan: “Een paasei?”

Het was van dat dunne, blinkende papier, in pastelkleuren met bloemetjes erop. Ze keek op — niemand te zien. Misschien een vergeten schat van kinderen die hier met Pasen waren geweest? “Zou er nog meer liggen?”

Ze kon het niet laten. Het kind in haar, dat ze altijd een beetje onderdrukt had, kwam voorzichtig tevoorschijn. Ze begon te zoeken, duwde grasstengels opzij, keek tussen molshopen en onder een boomstronk. Koko deed natuurlijk mee, dapper en gefocust als altijd, soms bijna verdwijnend in het hoge gras.

Maar hoe langer ze zochten, hoe leger het veld leek. Na een uur ploeteren ging Annie met een zucht zitten op een heuveltje. “Wel jammer dan weer,” zei ze zacht.

Ze riep Koko. Geen antwoord. Geen geblaf, geen geritsel. In het gras was het alsof je in een ander land stond — een miniwereld vol geheimen, waarin een klein hondje zomaar kon verdwijnen. “Koko?” riep ze nogmaals, nu iets bezorgder.

Plots kwam Koko aan gesneld, iets tussen haar tanden. Annie veerde overeind. “Toch nog een eitje?” fluisterde ze hoopvol.

Maar nee. Het was een klein, stoffen zakje in regenboogkleuren, gesloten met een koordje. Ze maakte het open. Binnenin vond ze een stapeltje kaarten, met vreemde afbeeldingen en symbolen.

“Kaarten?” Ze bladerde ze vluchtig door. Figuren in lange gewaden, sterren, zwaarden, bekers… Ze fronste. “Tarot?”

Annie kende tarot alleen van vage praatjes en een buurvrouw die er ooit iets mysterieus over had gezegd bij de koffietafel. Ze was nooit een spelletjesmens geweest — verloor altijd, en dan werd ze chagrijnig. En somber. Daar had ze geen zin in.

De dagen gingen voorbij. Toch liet het zakje haar niet los. Ze liet het eerst liggen op de keukentafel, dan op het dressoir. Dan weer op haar nachtkastje. Soms trok ze het koordje los en keek even naar de kaarten, dan borg ze het weer op. Het voelde… vreemd belangrijk. Alsof het zakje op haar wachtte.

Langzaam groeide haar nieuwsgierigheid. Ze begon dingen op te zoeken. Eerst oppervlakkig. Dan wat dieper. Ze vond artikelen, filmpjes, vlogs van zweverige types die in bossen dansten. Dat was niks voor haar. Maar ergens voelde ze toch iets… iets aantrekkelijks. Iets wat haar diep vanbinnen riep.

Op een avond — regen kletterde tegen de ramen en Koko lag opgekruld op haar voeten — nam Annie het besluit. Ze haalde het zakje tevoorschijn, schudde de kaarten en zei hardop: “Vooruit dan maar.” Ze trok een kaart. De Magiër. Ze hield haar adem in.

De kaart voelde krachtig. Een man in wit en rood, zijn hand naar de hemel geheven, een tafel vol symbolen. En bloemen — prachtige rozen en lelies. Annie keek ernaar zoals je naar een schilderij kijkt dat je niet begrijpt, maar wel raakt.

Ze pakte haar laptop en typte: “Betekenis tarotkaart De Magiër.”

Het internet overspoelde haar met verwarrende teksten. Uitleggen over archetypen, energiebanen en ‘innerlijke alchemie’. Ze zuchtte, wilde afhaken. Maar iets hield haar tegen.

En toen — een simpele, duidelijk site. Eentje die rechttoe-rechtaan uitlegde, zonder poeha: “De Magiër: Alles is in potentie aanwezig om je doel te bereiken.”

Annie las het. Nog eens. En nog eens. Er trok iets warms door haar borst. Hoop? Ja, hoop. En kracht. Alsof de kaart haar iets vertelde wat ze zelf al wist, maar vergeten was.

Ze sloot haar laptop, trok Koko op haar schoot en fluisterde: “Misschien kan ik het wel. Misschien ben ik nog lang niet klaar.”

Ze gaf de hond een dikke pakkerd, voelde haar ogen zwaar worden, en dommelde in.

Die nacht droomde Annie. Van dingen die ze nog wilde doen. Van reizen naar plekken waar ze nog nooit geweest was. Van schilderen — iets dat ze ooit als kind deed. Van mensen ontmoeten. Van leren. Van durven.

En ergens, op de rand van haar droom, stond De Magiër. Met een knipoog.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *